Lexicon
Barbacane: vooruitgeschoven vestingwerk dat de toegangspoort van het kasteel beschermt.
Bastion (bolwerk): massief verdedigingswerk dat deel uitmaakt van de omwalling.
Cranequin of kruisboogcric of lier: mechanisme voorzien van een tandwiel en een hendel om de pees van een kruisboog te spannen.
Degenpunt: steek gegeven met de punt van een blank wapen.
Gevest: handvat van een blank wapen.
Heaume: cilindervormige metalen verdediging van het hoofd, voorzien van openingen voor de ogen; omhult volledig het hoofd en bedekt het gezicht.
Hordijs (hourds): houten galerij dat over de vestingmuren hangt en dat het verticaal gooien van projectielen toestaat.
Kanongat: ronde, vierkante of ovale opening in een muur om te schieten met vuurwapens.
Lichaam: of pijlplatform houten schacht van de kruisboog, beschikt over een groef dat dient om de aandrijving van de schicht of pijl te begeleiden.
Maliënkap: beschermt het hoofd en de hals.
Mezekouw (mâchicoulis): stenen galerij dat over de vestingmuren hangt en dat het verticaal gooien van projectielen toestaat.
Pareerstang: loodrecht stuk op het handvat van een blank wapen dat verhindert dat de hand op het lemmet glijdt en blokkeert de steken van de tegenstander.
Pekneus: opening aangelegd in de bovenkant van een doorgang dat een verticale verdediging toestaat dankzij het gooien van diverse projectielen.
Pijlkoker: draagbare houder om pijlen te bewaren.
Pommel of knop (pommeau): Uiteinde van een handvat van een zwaard dat dient als tegengewicht en verhindert dat het wapen uit de hand glijdt.
Quillons: kleine vertakking van het kruis dat het gevest van een blank wapen vormt.
Ringmuur, weermuur of gordijnmuur: ommuring liggend tussen twee torens en over het algemeen met een weergang er bovenop.
Sappe: geheel van ondergrondse afbraakwerken die werden gerealiseerd aan de voet van de constructie.
Schicht of bouten: stompe pijl of projectiel van een kruisboog.
Schietgat: verticale open spleet in een muur voor het boogschieten of kruisboogschieten.
Snede: steek gegeven door de scherpe kant van een blank wapen.
Stokwapen: soortnaam voor wapens die bestaan uit een scherpe ijzeren punt, op het einde van een houten stok gezet.
Tabberd: tuniek versierd met wapenschilden dat boven een harnas of een maliënkolder wordt gedragen.
Weergang: circulatieweg bovenop een vestingmuur, beschermd door een gekanteelde borstwering.
Wit harnas: harnas volledig in gepolijst metaal dat het volledige lichaam bedenkt.
Zundgat (van een kanon): kleine opening achteraan het kanon (achterlader) om de lading poeder in brand te steken.